
Ik mag het internet wel met weinig woorden hebben opgeladen het afgelopen half jaar, maar dat wil natuurlijk allerminst zeggen dat we niets hebben meegemaakt. Vandaar even een anekdote uit de oude doos. Sinds augustus werk ik één dag in de week in Colly en drie dagen in Walgett. Dat is 42 minuten rijden. Het verkeer is ongelooflijk voorspelbaar hier: ik zoek voor vertrek een lekker CD-tje uit, dat ik in 42min net niet helemaal afluister, zwaai onderweg naar de drie auto's die ik passeer, zet de cruisecontrol aan en kom standaard 42min later aan in Walgett. Ongeveer vijf keer zo groot als Colly met 25oo inwoners en een aanzienlijk percentage aboriginal community. Ik slijt mijn uren daar in de Walgett Aboriginal Medical Service 'voor en door de aboriginals' zullen we maar zeggen. Nu heb ik nog nergens een aboriginal arts gezien; mochten er daar al veel van zijn, dan niet in Walgett. Er is ook een 'gewone' huisartsen praktijk, maar daar kan men niet zomaar binnen lopen -bij ons wel- en gratis medicijnen krijgen -bij ons wel- en transport naar het dichtsbijzijnde ziekenhuis (300km verderop) -bij ons wel. Dus zit de wachtkamer regelmatig vol met hele aboriginal gezinnen, die rustig drie uur gaan zitten wachten tot ze aan de beurt zijn om vervolgens voor het hele gezin gratis antibiotica en paracetamol mee naar huis te nemen.
Nu heb ik sinds ik in Amsterdam bij het Koninklijk instituut voor Tropengeneeskunde een cursus gedaan heb wel geleerd dat ongenuanceerde oordelen nergens toe leiden, dus houd ik vooral in het begin mijn ogen open en mijn mond dicht. Ik neem alles aan voor wat het is. Ik verwerp noch veroordeel.
Maar wat moet ik in vredesnaam met al dat schorriemorrie? De blanken doen hier in Walgett niet voor de aboriginals onder trouwens, ruw weg komen de zwarten voor slaaptabletten en de witte voor morfine. De meesten komen ook niet erg clever over. De kinderen hebben hier echte fatsoenlijke ooronstekingen met pus, zijn maar matig gevoed (te dik -teveel friet- of te dun -de kinderbijslag is opgegaan aan alcohol en gokkasten) en schurft heb ik ook al meer dan eens behandeld. Ik voel mij meer op mijn gemak met de brave katoenboeren in Colly.
Dan krijg ik een telefoontje van de family health worker, of ik even een meisje wil zien, daar is iets geks mee, het kind poept niet, of ik wil nagaan of die misschien sexueel misbruikt wordt. Dat is momenteel wel een heel gevoelige snaar bij de aboriginal communities met name sinds Howard in een pre-verkiezingen stuip een paar maanden geleden nogal drastische maatregelen heeft genomen in de Northern Territory en staat van crisis heeft uitgeroepen wegens alle nalatigheid, alcohol misbruik en sexuele kindermishandeling.
Het meisje van een jaar of acht wordt vergezeld door haar tante. Dat is heel gebruikelijk weet ik inmiddels. Oma's, buurvrouwen en vooral veel tantes zijn betrokken bij de opvoeding en dus medische behandeling van alle kinderen. De tante heeft de zorg over haar nichtje die toevallig, zo blijkt, een jaar geleden met dezelfde poepproblemen bij een echte kinderarts is geweest. Zowel het meisje als de tante ontkennen eventueel misbruik.
De kinderarts schrijft dat ze minder gefrituurd eten moet eten, meer groente, vooral fruit en geen aanmaaklimonade met teveel suiker maar gewoon water moet drinken. Bovendien moet ze een jaar lang dagelijks een laxeerchocolademelkje drinken en op een gewoon gewicht komen. Dat advies van een jaar geleden is helaas niet opgevolgd dus verbaast het ook niet zo dat het probleem dus nog altijd daar is. De tante is verbaal nogal ruw tegen het meisje, hetgeen geheel niet ongewoon is. Ze zegt dingen als: je buik onploft hoor, als je niet je chocolademelkje drinkt, en dan ga jij dood...
Ik probeer met het meisje af te spreken dat ze nu echt het drankje gaat drinken. De tante zegt dat haar geld op is, en dat ze als haar nieuwe uitkering binnen is pas weer naar de apotheek kan. Die paar dagen lijken mij op de schaal van een jaar niet veel uitmaken.
Ik wens de tante veel succes en dat ze vooral terug moet komen als het niet beter gaat met haar nichtje.
In de lunchpauze zie ik toevallig de tante met zonder geld de supermarkt uitkomen met een klein plastic tasje waarin twee sinaasappels... en dus heb ik, door die twee simpele sinaasappels, hoop. Ik vertrouw en ik hoop en oordeel verder maar niet.